De belt
Als u de molen bezoekt komt u eerst op de belt (belt=bult). Hierop lijkt de molen te staan. Lijkt te staan, want in in werkelijkheid is de molen gewoon vanaf de grond opgebouwd, en is de belt de de allereerste ruimte, op de begane grond. De aarden wal is daarna aangebracht, en vormt daarmee de bult waarop de molenaar kan staan en werken. De term belt heeft dus zowel betrekking op de ruimte binnen de aarden wal als op de "bult" erbuiten.
Door de belt is de molen hoger. Daardoor wordt de windvang verbeterd. Denk hierbij ook aan de soms zeer hoge "stellingmolens" die vaak in in een stad werden gebouwd. De stelling, het "balkon" rondom deze molens diende net als de belt bij een beltmolen als werkplatform.Wat zien wij als we op de belt staan? Zie hieronder voor meer uitleg
de Belt als werkplatform
Het van buiten zichtbare deel van de belt is de aarden wal die rond de onderste verdieping van de molen is opgeworpen. Deze aarden wal dient als loopruimte voor de molenaar wanneer hij gaat vangen (de draaiende wieken afremmen en stoppen), op- of afzeilen (het zeil op- dan wel afrollen), zwichten (zeil verminderen als de wind te veel wordt) of kruien (de kop van de molen, en daarmee de wieken, naar de wind toe draaien). Het deel van de belt waar de wieken overheen draaien aan twee kanten afgezet. Het laatste wat we willen is dat iemand een klap van de molen krijgt!
de Wieken
De vier wieken vormen samen met het draaimechaniek bovenin het gevlucht. Het "Oud-Hollands Gevlucht" van de Sevinkmolen kenmerkt zich door vier wieken met heklatten. De andere kant heeft houten windborden. Op de heklatten kan een zeil worden uitgerold om daarmee het windoppervlak te vergroten.
N.B. Er zijn ook wieken die bestaan uit draaibare kleppen. Deze zijn destijds ontwikkeld om beter de concurrentie van de opkomende meelfabrieken aan te gaan.
de Schoren en Kruilier
De witgeverfde schoren ondersteunen het kruien, het draaien van de kap - en daarmee de wieken - naar de wind. Waar onderaan de buitenste twee schoren samenkomen bij de staartbalk bevindt zich de kruilier. Door hieraan te draaien wordt de kap door de staartbalk in de goede richting gedraaid. Door de in totaal vier schoren wordt voorkomen dat de staart schuin wordt weggeduwd en mogelijk breekt. Omdat er bij het kruien meer factoren meespelen is het in het verleden echter toch voorgekomen dat een of meer schoren of zelfs de hele staartbalk afbrak.
de Invaart
Vroeger reed de boer met zijn paard en wagen, met daarop de zakken met graan, door de invaart tot onder de molen. Het graan werd hier opgeslagen, of werd direct door de molenaar naar boven gehesen en op de steenzolder opgeslagen. Dit opheisen heet in molenmaarstermen "opluien". Hij gebruikte hiervoor het lui-systeem (zie ook "de luizolder"). Omdat de binnenkant van de belt natuurlijk niet voldoende ruimte biedt om te keren reed de boer er vervolgens aan de andere kant weer uit: de uitvaart.>/p>